Arbeidsdeelname en –duur vooral bij vrouwen gegroeid
In 2021 had 77,1 procent van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 tot 65 jaar betaald werk. Bij de mannen was dit 86,8 procent. Europees gezien is de nettoarbeidsparticipatie van Nederlandse mannen en vrouwen groot: beide stonden op de derde plek in de EU. Bij zowel vrouwen als mannen is de arbeidsdeelname vanaf 2014, na de vorige economische crisis, toegenomen. Bij vrouwen was de stijging vrijwel ieder jaar sterker dan bij mannen, waardoor het verschil in arbeidsdeelname slonk. Wel vlakte de groei bij vrouwen in de coronajaren 2020 en 2021 af. Bij mannen was er toen nauwelijks sprake van groei.
Bedroeg de gemiddelde arbeidsduur van vrouwen in 2013 nog bijna 27 uur per week, in 2021 was dat opgelopen tot 29,2 uur. De groei stokte alleen in 2020. Bij mannen schommelde de gemiddelde arbeidsduur rond 39 uur en liep in 2020 terug, maar was met 39,4 uur in 2021 vrijwel gelijk aan de pre-coronajaren. Vrouwen en mannen in Nederland blijven daarmee ‘Europees kampioen’ deeltijdwerken. Bijna 2 op de 10 werkende mannen hadden in 2021 een deeltijdwerkweek, tegen bijna 7 van de 10 werkende vrouwen.
Vrouwen steeds vaker economisch zelfstandig
Twee derde van alle vrouwen (exclusief scholieren, studenten en gepensioneerden) verdiende in 2021 met werken minimaal het bijstandsniveau (1 080 euro netto per maand) en was daarmee economisch zelfstandig. Mannen waren dat met ruim 81 procent vaker. Op 2020 na steeg het aandeel economisch zelfstandigen bij mannen en vrouwen vanaf 2014 jaarlijks, al was de groei bij vrouwen sterker. Bij zowel mannen als vrouwen zijn hoogopgeleiden vaker economisch zelfstandig dan lager opgeleiden, en in Nederland geborenen vaker dan migranten. Dat meer mannen dan vrouwen economisch zelfstandig zijn, komt doordat ze vaker werk hebben, meestal voltijd, en ze per uur meer verdienen. De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in Nederland groter dan in de meeste andere EU-landen, maar is vooral bij de overheid in tien jaar tijd kleiner geworden.
Komst kinderen blijft kantelpunt in loopbaan vrouw
In het begin van hun loopbaan hebben vrouwen vaker een voltijdbaan dan verderop in hun carrière. Gemiddeld werken ze dan bijna 35 uur per week. Met de komst van kinderen verandert dat. Bijna 45 procent gaat minder werken of stopt. Vaders passen hun werkpatroon zelden aan na de komst van het eerste kind: zij blijven overwegend voltijds werken, al nemen de meesten geboorteverlof. Tot halverwege de jaren ’10 nam het aandeel vrouwen dat minder ging werken na de geboorte van hun eerste kind af, terwijl het aandeel dat evenveel bleef werken groeide. Daarna sloeg dit om. Vrouwen gaan na de geboorte van hun eerste kind steeds vaker minder uren werken en het aandeel moeders dat evenveel uren blijft werken, is na 2015 afgenomen. In deze periode zijn jonge vrouwen met een partner zonder kinderen (‘potentiële moeders’) steeds vaker voltijds gaan werken. Vooral de voltijdsmoeders schroeven hun arbeidsduur terug.
Meeste ouders willen zorg gelijk verdelen
De meeste vaders en moeders zouden de zorg voor de kinderen het liefst gelijk verdelen, maar de praktijk is anders. Vrouwen besteden meer tijd aan zorg, mannen aan betaald werk. Het anderhalfverdienersmodel voert al jaren de boventoon bij ouderstellen, al werken moeders steeds vaker in een grote deeltijdbaan. Steeds meer kinderen gaan naar de formele opvang, en steeds meer mensen vinden dat ook goed voor kinderen. Toch is nog altijd een meerderheid van de Nederlanders er niet van overtuigd dat opvang goed is voor vooral baby’s. De meeste mensen vinden maximaal drie dagen werken voor moeders ideaal, zeker bij baby’s en peuters, en voor vaders vier of vijf dagen. Een tiende van de in deeltijd werkende ouders met een kind tot 13 jaar ervaart een disbalans tussen werk en privé. Onder voltijds werkende moeders is dat het dubbele.
Meer onbenut arbeidspotentieel bij vrouwen
Van de mannen en vrouwen (niet-onderwijsvolgend van 15 tot 65 jaar) behoorde respectievelijk 6,0 en 9,8 procent in 2021 tot het onbenut arbeidspotentieel. Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit deeltijders die hun werkweek willen uitbreiden en hiervoor binnen twee weken beschikbaar zijn (onderbenutte deeltijders), en werklozen en semiwerklozen. Er zijn meer vrouwelijke dan mannelijke (semi)werklozen: zij hebben geen betaald werk en hebben hier recent naar gezocht en/of zijn direct beschikbaar. Ook bij de onderbenutte deeltijders zijn vrouwen oververtegenwoordigd. Er is verhoudingsgewijs veel onbenut arbeidspotentieel onder laagopgeleide vrouwen en mannen, en ook onder migrantenmannen en -vrouwen.
Onder alleenstaande moeders zijn relatief de meeste onderbenutte deeltijders, gevolgd door moeders met een partner. Gemiddeld zegt bijna 1 op de 10 in deeltijd werkende vrouwen direct meer uren aan de slag te kunnen en willen. Twee derde van alle deeltijdswerkende vrouwen zou onder voorwaarden meer willen werken, maar zijn niet per se direct beschikbaar. Zij willen het vooral als ze hun werk beter kunnen aanpassen aan hun privéleven of als het huishoudensinkomen niet meer toereikend is. De meeste vrouwen werken deeltijds om tijd over te houden voor het huishouden, de zorg voor kinderen en voor zichzelf. Ze vinden betaald werk net zo belangrijk als mannen, maar zijn minder gericht op carrière maken.
Een vijfde van de werkende mannen wil een kortere werkweek
Mannen zeggen bijna 1,5 keer zo vaak als vrouwen korter te willen werken dan ze nu doen. Ze willen hun werkweek met gemiddeld 13 uur inkorten, tegenover bijna 10 uur bij de vrouwen. Dit hangt samen met het grotere aandeel mannen met een voltijdbaan. Tegelijkertijd zouden mannelijke onderbenutte deeltijders ruim 10 uur meer willen werken dan ze nu doen, en vrouwelijke onderbenutte deeltijders ruim een werkdag.
Meer vrouwen in politieke topfuncties
De participatie van vrouwen in politieke functies is op vrijwel alle niveaus toegenomen. Alleen in de Eerste Kamer liep de vertegenwoordiging van vrouwen terug, onder wethouders en gedeputeerden bleef die gelijk. Sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 overstijgt het aandeel vrouwen in het kabinet dat van de Nederlandse delegatie in het Europees Parlement (48 tegen 45 procent). Ook bij de Rijksoverheid nemen vrouwen met 42 procent tegenwoordig relatief vaak een toppositie in. In non-profitorganisaties bekleden eveneens betrekkelijk veel vrouwen een topfunctie, in het bedrijfsleven zijn dat er minder. De helft van de bevolking vindt dat er meer vrouwen in topfuncties moeten komen. Vrouwen geven dat vaker aan dan mannen.
1 op de 10 vrouwen ondervindt ongewenste seksuele aandacht op het werk
Vrouwelijke werknemers melden vaker dan mannelijke dat ze op het werk te maken hebben met ongewenst gedrag door bijvoorbeeld klanten, patiënten, leerlingen en passagiers. Het gaat dan om intimidatie, lichamelijk geweld, pesten of ongewenste seksuele aandacht. Ongewenst gedrag door leidinggevenden en/of collega’s rapporteren mannen juist vaker, op ongewenste seksuele aandacht na. Het aandeel dat daarmee te maken heeft, is bij vrouwen 6 keer groter dan bij mannen. Rond 4 op de 10 mensen vinden dat een mannelijke leidinggevende best wel eens zijn hand op de schouder van een vrouwelijke medewerker mag leggen. Een derde denkt dat melden van seksueel grensoverschrijdend gedrag nadelig is voor je baan, mannen iets vaker dan vrouwen.
Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen
Vrouwen voeler zich onveiliger dan mannen, ook in de eigen omgeving, zoals de woonplaats, de buurt en het eigen huis als ze ’s avonds alleen thuis zijn. Tegelijkertijd geven meer mannen dan vrouwen aan slachtoffer te zijn geweest van geweld. Mishandeling en bedreiging komen daarbij meer voor bij mannen, terwijl vrouwen vaker slachtoffer zijn van seksueel geweld. Zowel mannen als vrouwen worden het vaakst op straat geconfronteerd met geweld. Meer vrouwen dan mannen zijn slachtoffer van huiselijk geweld. In 2021 kwamen 38 vrouwen en 88 mannen door geweld om het leven. Bij bijna 6 op de 10 vermoorde vrouwen was de vermoedelijke dader de partner of ex-partner, bij mannen was dat het vaakst een vriend of kennis.
Ziekteverzuim mannen lager dan bij vrouwen
Vrouwelijke werknemers verzuimen op hun werk meer dan mannen wegens ziekte. Vooral in de zorg waar ruim 8 op de 10 werknemers vrouwen zijn, is het verzuim hoog. Vrouwen, werkend en niet-werkend, maken vaker dan mannen gewag van gezondheidsklachten. Ze voelen zich minder gezond en ervaren vaker dan mannen lichamelijke beperkingen en psychische problemen. Meer dan in de jaren ervoor rapporteerden vrouwen, en ook mannen, in 2021 psychische klachten. Vooral vrouwen voelden zich vaker angstig of gestrest dan voor de coronacrisis. Ook rapporteerden beduidend meer tienermeisjes emotionele problemen dan voorheen.